- woensdag 16 juli 2025
Iedereen droomt ervan: een jonge duif die eruit springt. Die keer op keer vroeg komt, zich niet laat afschrikken door tegenwind of hitte, en uiteindelijk bij de asduiven hoort. Maar hoe kweek je zo’n duif? Is het puur geluk, of kun je de kans bewust verhogen?
Laat me het duidelijk proberen te maken: in de duivensport werk je met kansen, niet met garanties. Wie speelt op toeval, bouwt een hok vol middelmaat. Wie selecteert op prestaties, vergroot zijn kans op succes — structureel.
* Presteren is (deels) erfelijk
Duiven die zelf hebben gepresteerd, tonen dat ze over de juiste eigenschappen beschikken:
- oriëntatie,
- mentale veerkracht,
- vliegintelligentie,
- het vermogen om te herstellen.
Dat zijn geen toevalligheden. Ze zitten – deels – in de genen. En goede genen wil je doorgeven aan de volgende generatie. Kweek je uit een duif die kopprijzen heeft gevlogen, dan weet je: die kan het áán, onder echte omstandigheden. Niet in theorie, maar op papier én in de mand.
*Niet gevlogen = niet getest
Onbevlogen duiven kunnen verrassend uit de hoek komen, zeker als ze uit toppers komen. Maar eerlijk is eerlijk: het blijft een gok. Je weet niet of zo’n duif over stressbestendigheid beschikt, of ze haar kop koel houdt na 8 uur tegenwind, of ze terugkomt als de rest het bijltje er bij neer gooit. Het enige wat je wéét, is dat je het niet weet.
Zou je in een andere sport een atleet selecteren die nooit een wedstrijd heeft gelopen? Natuurlijk niet. In de duivensport gebeurt het wel – te vaak.
*De fabel van “broer van de topper”
Hoe vaak hoor je het: “Deze doffer heeft zelf nooit gevlogen, maar hij is een broer van de 1e NPO.” Klinkt indrukwekkend, maar een broer is nog geen kopie. Zelfs volle broers verschillen genetisch enorm. De kans dat een broer dezelfde kwaliteiten bezit, is aanzienlijk lager dan de kans dat de 1e NPO zelf die kwaliteiten vererft.
Een broer van Messi is nog geen Messi.
*Kansdenken: het fundament van selectie
Ik heb het vaker gezegd, en ik blijf het herhalen: selecteer op prestaties als u al wat verder bent en op de perfecte fysieke eigenschappen, niet op verhalen. Niet op stambomen alleen. Een topstam is waardevol, ja, maar een duif moet óók zelf kunnen presteren. Of nakweek geven die het laat zien in de mand.
Wil je je hok structureel verbeteren? Werk met bewezen vliegers. Liefst twee ouders die beide in de top 10% gevlogen hebben op pittige vluchten. Combineer prestatie met afkomst, en je zit in de juiste richting.
*Geen garantie, wél richting
Een kampioen kweken blijft deels kunst en geluk. Maar je kunt jezelf helpen. Niet door te dromen over uitzonderingen, maar door te bouwen op bewezen fundamenten. Prestaties zijn geen toeval. Ze zijn het gevolg van aanleg, inzet en omgeving. Bij duiven net zo goed als bij mensen.
Dus: wil je betere jonge duiven? Begin bij ouders die zelf iets bewezen hebben. De rest is bijzaak.
Tot volgende keer,
waar de mand het laatste woord heeft.